+ t: Hij behandel... zijn hond niet goed. (behandelen), Gebruik... hij nooit zeep. (gebruiken), Hij slaap... altijd 8 uur. (slapen), Jij schrijf... een e-mail. (schrijven), Hij bezorg.... pizza's. (bezorgen), Je betaal..... met een pinpas. (betalen), alleen stam: Misschien zwem... ik niet mee. (zwemmen), Werk.... je in de stad? (werken), Ga .... je morgen mee naar het strand? (gaan), Nu schrijf... je me nooit meer. (schrijven), Natuurlijk loop... je morgen mee. (lopen), Mis.... je hem? (missen), + DT: Je hou.... van dieren. (houden), Jij vin... sporten leuk. (vinden), De wond bloe... (bloeden) enorm., Hij wor... later dokter. (worden), Je verklee... je als Spiderman. (verkleden), Wat hou.... je bezig? (houden), + D: Soms vin... je een euro. (vinden), Hij heeft de rekening betaal..... . (betalen), Ik vin... dat heel lekker. (vinden), Natuurlijk vin... je dat ook! (vinden), De pizza is bezorg.... . (bezorgen), Vin... je het leuk? (vinden),
0%
Werkwoorden d/t/dt 1
Share
Share
Share
by
Nellekeschuurman
Edit Content
Embed
More
Leaderboard
Show more
Show less
This leaderboard is currently private. Click
Share
to make it public.
This leaderboard has been disabled by the resource owner.
This leaderboard is disabled as your options are different to the resource owner.
Revert Options
Group sort
is an open-ended template. It does not generate scores for a leaderboard.
Log in required
Visual style
Fonts
Log in required
Options
Switch template
Show all
More formats will appear as you play the activity.
Open results
Copy link
Delete
Continue editing:
?